Ondernemingen en overheden geven obligaties uit om daarmee geld op te halen voor activiteiten en investeringen. Met een obligatie, ‘bond’ in het Engels, leen je geld uit aan een onderneming (bedrijfsobligaties) of een overheid (staatsobligaties). Een obligatie is dus eigenlijk een soort schuldbewijs.
De nominale waarde van een obligatie is het bedrag dat de uitgevende instelling wil ophalen. Dit noemt men ook wel de hoofdsom. De uitgifte hiervan gebeurt in gelijke delen, coupures genoemd. Deze coupures kun je kopen op de beurs, vaak in eenheden van 1.000 euro.
Een voorbeeld: bij een totaal gewenst leenbedrag van 500 miljoen euro geeft de uitgevende instelling de obligatie uit in 500.000 coupures van elk 1.000 euro. Op die manier is de obligatie goed verhandelbaar op de beurs en kunnen veel verschillende beleggers erin beleggen.
Aan het eind van de looptijd moet de uitgevende instelling het totale bedrag van de obligatie aflossen. In een normale situatie krijg je dan dus je geld terug. Maar wat is een normale situatie en wat niet? Dat heeft alles te maken met de financiële gezondheid (de kredietwaardigheid) van de uitgevende instelling. Is de uitgevende instelling financieel gezond, dan zal deze netjes elk jaar de rente betalen en de hoofdsom op de aflossingsdatum terugbetalen.
Maar hoe slechter het met de uitgevende instelling gaat, hoe groter de kans is dat deze de rente niet elk jaar kan betalen en de hoofdsom op de aflossingsdatum niet kan terugbetalen.
Om te bepalen of een uitgevende instelling financieel gezond is, zijn er speciale kredietbeoordelaars (rating agencies) die obligaties een beoordeling geven. Bekende kredietbeoordelaars zijn Standard & Poor’s, Moody’s Investors Services, en Fitch Ratings. Zij gebruiken letters en cijfers om de kredietwaardigheid van de uitgevende instelling aan te geven. Hierbij is AAA de hoogste kredietwaardigheid en C de laagste. Bij een D-rating is de instelling failliet.
Dit vertellen de ratings je:
In onderstaand schema zie je welke codes de rating agencies gebruiken voor kredietwaardige (investment grade) uitgevers en voor niet-kredietwaardige (non-investment grade obligaties of high yield of junk bonds) uitgevers.
Voldoende kwaliteit om in te beleggen | |
---|---|
Uitstekende kredietkwaliteit | Moody’s: Aaa Fitch: AAA Standard & Poor’s: AAA |
Zeer hoge kredietkwaliteit | Moody’s: Aa Fitch: AA Standard & Poor’s: AA |
Goede kredietkwaliteit. Kan minder worden in slechte economische situaties. | Moody’s: A Fitch: A Standard & Poor’s: A |
Voldoende kredietkwaliteit. Langetermijnkwaliteit zal lijden in slechte economische situaties. | Moody’s: Baa Fitch: BBB Standard & Poor’s: BBB |
Onvoldoende kwaliteit om in te beleggen | |
---|---|
Heeft op z’n best (Ba/BB) meevallende economische situaties nodig om op lange termijn te kunnen betalen en is op z’n slechtst (D) failliet. | Moody’s: Ba, B, Caa, Ca, C Fitch: BB, B, CCC, CC, C, D Standard & Poor’s: BB, B, CCC, CC, C, D |
Bij obligaties en gestructureerde producten moet je ook rekening houden met een eventuele 'bail-in' als gevolg van de Europese Bank Recovery and Resolution Directive (BRRD). De overheid kan tot een bail-in besluiten als zij een bank wil redden waarvoor een faillissement dreigt. Dit betekent dat die bank de betaling van rente en aflossing op door haar uitgegeven obligaties of gestructureerde producten helemaal of voor een deel moet uitstellen of zelfs moet schrappen. Ook als die bank niet failliet gaat, kun je als belegger daardoor een deel van je rechten op terugbetaling van je hoofdsom kwijtraken. Door een bail-in is geen of minder overheidsgeld nodig om te voorkomen dat een bank failliet gaat. Voor de Europese landen zijn het meestal de centrale banken die voor de uitvoering van een bail-in zorgen, zoals voor Nederland De Nederlandsche Bank. Veel landen buiten Europa hebben een vergelijkbare regeling.
De koersen van obligaties veranderen doorlopend. Dit komt onder andere door de verandering van de rente op de kapitaalmarkt of kortweg de marktrente. Over het algemeen geldt hiervoor het volgende:
Hoe sterk deze koersbeweging is, hangt af van de resterende looptijd van de obligatie:
Daarnaast speelt een verandering van de kredietwaardigheid van de uitgevende instelling een grote rol. Vooral als de kredietwaardigheid verslechtert. Dit kan dan een grote koersdaling tot gevolg hebben. Dit komt doordat het steeds onzekerder wordt of de uitgevende instelling de hoofdsom nog wel kan terugbetalen.
Om direct te kunnen beleggen in individuele obligaties heb je een beleggingsrekening met de beleggingsvorm Zelf Beleggen Plus nodig. Je kunt indirect in obligaties beleggen via obligatiefondsen en ETF's. Dit is mogelijk met Zelf Beleggen Basis en Zelf Beleggen Plus.
Beleggen doe je met geld dat je over hebt, naast je buffer voor onvoorziene uitgaven. Beleggen brengt risico’s met zich mee. Je kunt (een deel van) je inleg verliezen. Het is goed om je hiervan bewust te zijn.