Uitgelogd

U bent succesvol uitgelogd.

Woordenboek Beleggen: Q tot en met Z

Hieronder vind je het laatste deel van het beleggers-abc.

Q

Dit is het minimum aantal aanwezigen dat bij een vergadering aanwezig moet zijn om een rechtsgeldig besluit te kunnen nemen. Een quorum is bijvoorbeeld nodig bij vergaderingen van aandeelhouders van een naamloze vennootschap of leden van een vereniging.
Veelgebruikt begrip in koersinformatiesystemen. De hoogste biedprijs en de laagste verkoopprijs van een bepaald beleggingsproduct op een bepaald moment.

R

Willekeurige selectie. De manier waarop een beurs of een bank de schrijver van een optie aanwijst (assignment) om de onderliggende waarde te leveren bij een geschreven calloptie of om de onderliggende waarde af te nemen bij een geschreven putoptie.
De rating van een bedrijf is een soort kwaliteitskeurmerk. Een rating wordt afgegeven door een Rating Agency dat kijkt naar het kredietrisico van een bedrijf. Rating is een belangrijk middel om het risico van obligaties in te kunnen schatten. Hoe beter de kredietwaardigheid van een bedrijf, hoe lager het risico dat een belegger zijn geld of rente niet terug krijgt. Een rating wordt meestal uitgedrukt in letters. AAA is de hoogste rating en betekent uitstekende kwaliteit. Met de ratings AA, A, BBB, BB, B, CCC, CC, C tot D wordt de kwaliteit minder. Bij D is het bedrijf failliet. De groep van AAA tot en met BBB heet de investment grade. De kwaliteit van deze bedrijven of instellingen is voldoende om in te beleggen. Vanaf BB is de kredietkwaliteit onvoldoende en wordt de kans steeds kleiner dat de belegger zijn geld terugkrijgt. Deze groep noemen we non-investment grade, high yield of junk bond.

Een Rating Agency is een organisatie die de beoordeelt of bedrijven kredietwaardig (financieel gezond) zijn en op basis van die beoordeling ratings afgeeft. Een Rating Agency wordt ook wel een kredietbeoordelaar genoemd. Bekende Rating Agencies zijn:

  • Standard & Poor's
  • Moody's Investors Services
  • Fitch Ratings
Realtime koersen zijn koersen die in een koersinformatiesysteem direct op het beeldscherm verschijnen zodra er is gehandeld.
Economische teruggang. Van een recessie is sprake als de economie 2 kwartalen achter elkaar niet groeit.
Een belegger in aandelen heeft recht op dividend als hij bij het sluiten van de markt op de cum dividenddatum de aandelen in zijn bezit heeft. De cum dividenddatum is de beursdag voor de ex-dividenddatum.
De datum waarop aandeelhouders de aandelen in hun beleggingsportefeuille moeten hebben om recht te hebben op dividend (winstuitkering) van die aandelen.
De door de Vereniging voor de Effectenhandel vastgestelde bepalingen voor de handel in effecten op de Amsterdamse effectenbeurs.
Een zelfstandige vermogensbeheerder of adviseur die vermogen beheert voor klanten die dat vermogen bij een bank hebben ondergebracht.
Rendement is de opbrengst van een belegging of investering. Deze opbrengst is een percentage van het bedrag dat belegd of geïnvesteerd is. Een investering van € 1.000,- die € 100,- opbrengt in een jaar tijd, heeft een rendement van 10%. Bij obligaties en aandelen is het rendement iets ingewikkelder door de hoogte van de koopprijs. Een obligatie met een waarde van € 1.000,- en een jaarlijkse rente van 8% met een koopprijs van 98%, heeft een rendement van 8/98 = 8,16%.
Het risico van veranderingen van de rente in de markt. Rente is de prijs voor het lenen van geld. Stijgt de rente? Dan daalt de prijs van obligaties. Hierdoor zal het rendement van deze obligaties hetzelfde zijn als dat van een nieuwe obligatie die wordt uitgegeven op de primaire markt tegen de nieuwe hogere rente. Ook de prijzen van aandelen dalen als de rente stijgt. Omdat bedrijven meer rente moeten betalen op leningen.
Dienstverlening van banken aan particulieren.
Engels voor een omgekeerde converteerbare obligatie. Bij een gewone converteerbare obligatie heeft de belegger het recht om de obligatie op een bepaald moment voor aandelen om te wisselen. Bij een omgekeerde converteerbare obligatie (reverse convertible) beslist een onderneming of zij de obligatie in geld of in aandelen aflost. In de praktijk gebeurt dit als de aandelenkoers zakt. Daarom loopt een belegger meer risico. In ruil voor dit hogere risico krijgt hij een hogere rente. In de productvoorwaarden van de obligatie staat onder meer wanneer een onderneming mag aflossen in aandelen.
Dit is een omgekeerde converteerbare obligatie, maar anders dan bij een reverse convertible kan een bedrijf bij een reverse exchangeable aflossen in andere aandelen dan die van het bedrijf zelf. Zie ook: reverse convertible.
Dit is een omgekeerde splitsing van een aandeel. Stel de reverse-split is 2:1 en de belegger heeft 100 aandelen van een bedrijf. Dan heeft de belegger na de reverse-split geen 100 maar 50 aandelen. De prijs van het aandeel wordt dan met 2 vermenigvuldigd. De belegger houdt dus dezelfde waarde in zijn beleggingsportefeuille.
De rho van een optie geeft aan hoeveel de waarde van de optie naar verwachting zal veranderen als de rente verandert.
We noemen beleggers risico-avers als zij niet erg bereid zijn om risico te nemen of als ze voor dat risico een hogere vergoeding eisen.
Risicopremie is het rendement dat een belegger op een belegging of investering eist minus de risicovrije rente. Met de risicopremie ziet een belegger hoe hoog de vergoeding is voor het lopen van risico op een belegging. De risicopremie wordt veel gebruikt bij de analyse van obligaties.

Het risicoprofiel geeft de verhouding weer tussen het rendement dat een belegger met zijn beleggingen wil halen en het risico dat daarbij hoort. Voordat iemand gaat beleggen, maakt een bank of tussenpersoon een beleggersprofiel op basis van de volgende gegevens van de belegger:

  • financiële positie
  • beleggingsdoelen
  • bereidheid om risico te lopen
  • kennis van beleggen en ervaring.

Binnen het beleggersprofiel bepalen de financiële positie, de beleggingsdoelen en de bereidheid om risico te lopen het risicoprofiel van een belegger. Het risicoprofiel kan veranderen, bijvoorbeeld als de persoonlijke situatie van een belegger verandert.

De rente die de meest kredietwaardige partners elkaar in rekening brengen. Vaak wordt de rente op staatsobligaties als risicovrije rente gerekend.
Bij een roll-over wordt een optiepositie gesloten en opnieuw geopend op een latere expiratiemaand en/of tegen een andere uitoefenprijs. Een ander woord voor roll-over is doorrollen.
Order in gebruikelijke aantallen of afgeronde bedragen. Veel gebruikt in Canada en de VS waarbij gewoonlijk in aantallen van 100 gehandeld wordt. Zie ook: odd lot.
Bij een royement wordt een beurstransactie doorgehaald/geschrapt. Royement kan ook betekenen dat een certificaat wordt ingetrokken tegen uitgifte van originele aandelen.

S

Verzamelnaam voor kortlopende schuldbewijzen die de staat uitgeeft bij een tijdelijk kastekort.
Het verkopen van een calloptie of putoptie. In ruil voor een premie gaat men de verplichting aan om aandelen te leveren of af te nemen tegen de uitoefenprijs.
Een voorlopige vorm van een waardepapier dat in de toekomst wordt verstrekt. Een scrip kan ook een bewijs van recht op uitkering bij liquidatie zijn. Of het bewijs van recht op een deel van een nieuw aandeel of een nieuwe obligatie.
Afkorting van Securities and Exchange Commission. Deze Amerikaanse toezichthouder is in 1934 opgericht om toezicht te houden op de verschillende effectenbeurzen in de Verenigde Staten.
Het deel van de kapitaalmarkt waar bestaande (dus in het verleden uitgegeven) obligaties, aandelen en pandbrieven worden verhandeld.
Het verhandelbaar maken van kredieten in de vorm van waardepapieren. Een krediet krijgt daardoor de eigenschappen van een beleggingsproduct.
Een bank die zich bij een aandelenemissie uitsluitend bezighoudt met het plaatsen van de nieuwe stukken bij haar klanten. Deze bank loopt geen risico en ontvangt dan ook een lagere beloning dan de uitgevende instelling.
Ander woord voor de stemming op de aandelenbeurzen.
De externe afwikkeling van een transactie. Een ontvangst of levering van beleggingsproducten wordt dan afgerekend tegen de waarde ervan in geld.
De dag waarop openstaande koop- en verkoopposities in geld en beleggingsproducten worden verrekend.
Maatstaf voor de verhouding tussen risico en rendement. Brengt het nemen van een hoger risico ook werkelijk meer rendement op? De sharpe ratio vergelijkt het rendement van een beleggingsportefeuille waarbij risico is genomen met het rendement van een belegging waarbij dat risico niet is genomen. Het extra rendement deelt men door de standaarddeviatie van het fondsrendement.
Engelse term voor een geschreven calloptie.
Bij short gaan verkoopt een belegger een beleggingsproduct dat hij of zij op dat moment niet bezit.
Engelse term voor een geschreven putoptie.
Een belegger die belegt in opties heeft een shortpositie als hij een optie geschreven heeft. Heeft hij een geschreven calloptie? Dan heeft hij de verplichting om op een bepaalde datum de onderliggende waarde te leveren. Heeft hij een geschreven putoptie? Dan heeft hij de verplichting om op een bepaalde datum de onderliggende waarde af te nemen.
Dividend waarop aandeelhouders nog recht hebben nadat eerder in het jaar tussentijds dividend (interim-dividend) is uitgekeerd.
De laatste koers van een beleggingsproduct op een handelsdag.
Terugkopen van een geschreven optie. De bijbehorende plicht vervalt daardoor.
Het verkopen van een eerder aangekochte optie. Het recht dat bij de optie hoort vervalt daardoor.
Aandelen van bedrijven met een kleine marktkapitalisatie. Marktkapitalisatie is de totale beurswaarde van een bedrijf.
De mate waarin een bedrijf of instelling in staat is om aan financiële verplichtingen te voldoen.
Geld beleggen in beleggingsproducten of schuldvorderingen en daarbij bewust een relatief groot prijs- of koersrisico accepteren.
Bedrijfsonderdelen die zijn afgestoten of afgesplitst en die zelfstandig verder gaan.
De verkleining van de nominale waarde van een aandeel om de verhandelbaarheid ervan te vergroten. Ook wel een 'echte' splitsing genoemd. Van een 'onechte' splitsing is sprake als een deel van de winstreserves wordt uitgekeerd in de vorm van een bonus of stockdividend.

Met de term spread kunnen 2 dingen worden aangeduid:

  • Het verschil tussen de biedprijs en de laatprijs
  • Bij opties: het gelijktijdig kopen en schrijven van opties op dezelfde onderliggende waarde. Dit kan zowel met callopties als met putopties.
Geld of andere financieringsmiddelen die de Staat der Nederlanden (of een ander land) leent op de open kapitaalmarkt door uitgifte van staatsobligaties. De minister van Financiën doet dit op basis van de jaarlijkse Leningwet. Door het plaatsen van onderhandse leningen of de uitgifte van obligaties voorziet de overheid zo gedeeltelijk in haar financieringsbehoefte.
Maatstaf voor het risico van een belegging. De standaarddeviatie kan worden berekend via een formule. Hoe groter de koersuitslagen ten opzichte van de gemiddelde koersafwijking, hoe hoger de standaarddeviatie. Een hogere standaarddeviatie betekent een groter risico.
Een aandeel.
Een beleggingsstrategie waarbij beleggers aandelen selecteren die in hun ogen ondergewaardeerd zijn.
Uitkering aan aandeelhouders in de vorm van (bonus)aandelen. Hierbij kan het gaan om een normale bonusuitkering ten laste van eerder gereserveerde winsten, een herkapitalisatiebonus of een agiobonus.
Een winstaandeel dat niet contant wordt uitgekeerd aan aandeelhouders, maar in de vorm van een (extra) aandeel in de onderneming.
Opdracht om beleggingsproducten te verkopen zodra tijdens een koersdaling een opgegeven koers wordt bereikt (de limietkoers). Er is geen garantie dat de order in zijn geheel tegen de opgegeven koers wordt uitgevoerd. De verkoop gaat door tot alle stukken verkocht zijn.
Een optieconstructie waarbij een belegger een calloptie en een putoptie koopt op dezelfde onderliggende waarde, met dezelfde uitoefenprijs en dezelfde looptijd.
Het gelijktijdig schrijven van een calloptie en een putoptie in dezelfde onderliggende waarde, maar tegen een verschillende uitoefenprijs. Zolang de prijs binnen een bepaalde bandbreedte blijft, levert deze constructie winst op.
Engelse term voor de uitoefenprijs van een optie.
Splitsing van beleggingsproducten waarbij het recht op terugbetaling van de hoofdsom en het recht op opeenvolgende interestbetalingen wordt gesplitst. Deze rechten worden vervolgens verhandeld als zelfstandige beleggingsproducten.
De mantel (hoofdsom) en de coupon (rente) van een obligatie scheiden om ze apart te kunnen verhandelen.
Een bewijs van een obligatie of aandeel.
Koers van een beleggingsproduct voor het vaststellen van het successierecht (de belasting op een erfenis).
Het wisselen tussen verschillende fondsen binnen een (giraal) beleggingssysteem.
Een samenwerking tussen banken of ondernemers die samen een bepaald commercieel doel willen bereiken. In de beleggingswereld gaat het meestal om banken die een syndicaat vormen voor emissies van aandelen of obligaties.
De bank of een andere financiële instelling die de leiding heeft binnen het syndicaat dat een emissie begeleidt.
Een synthetische ETF is een exchange traded fund (ETF). Alleen bestaat deze niet uit de precieze onderliggende waarde van een index zoals bij een fysieke ETF. De synthetische ETF bootst die index na. De beheerder sluit hiervoor een swaptransactie met een tegenpartij af op het rendement van de index. De tegenpartij belooft het rendement op de index uit te keren, in ruil voor de inleg van beleggers. Beleggers lopen het risico dat de tegenpartij zijn verplichtingen niet nakomt. Een synthetische ETF heeft daardoor een groter risico dan een fysieke ETF. De beheerder kiest voor een synthetische ETF als de onderliggende index moeilijk te verhandelen beleggingsproducten bevat of als hij verschillende indices volgt.

T

Beleggingsmethode die probeert de trend op de beurs te voorspellen op basis van historische koersgrafieken en rekenmodellen (indicatoren).
Emissie waarbij de uitgiftekoers vooraf niet is vastgesteld. Elke inschrijver moet de koers opgeven waarvoor hij wil inschrijven. Na sluiting van de inschrijving worden de definitieve koers en de toewijzing vastgesteld. Inschrijvingen boven deze koers worden gewoonlijk volledig toegewezen. Inschrijvingen op dezelfde koers worden geheel of gedeeltelijk toegewezen. Inschrijvingen onder de vastgestelde koers worden niet toegewezen.
Een emissiesysteem voor staatsobligaties. Hierbij staan de uitgiftekoers en het totaal te lenen bedrag niet vooraf vast. De potentiële koper kan naar eigen inzicht inschrijven. Na sluiting van de inschrijving wordt de definitieve koers vastgesteld. Voor staatsleningen in Nederland kan deze hooguit 1% afwijken van de 100%. De inschrijvingen boven de uitgiftekoers worden geheel toegewezen, de inschrijvingen onder deze koers in het geheel niet. De inschrijvingen tegen de uitgiftekoers worden geheel of gedeeltelijk toegewezen.
Afkorting van Total Expense Ratio. Dit staat voor de beheervergoeding en de operationele kosten voor een beleggingsfonds die een fondsbeheerder in rekening brengt. De TER wordt uitgedrukt als een percentage van het totale fondsvermogen.
De theta van een optie geeft aan hoeveel de waarde van de optie naar verwachting zal veranderen als de looptijd verstrijkt.
Een balk met daarin koersen van aandelen die continu over een beeldscherm beweegt.
Het deel van de optiepremie dat wordt bepaald door de rente en de beweeglijkheid (volatiliteit). Hoe korter de resterende looptijd van een optierecht, hoe lager de tijds- en verwachtingswaarde. Op de vervaldag van het optierecht is de tijds- en verwachtingswaarde nihil.
Een order met een tijdslimiet is een order die geldt voor een bepaalde periode. Voorbeelden zijn een dagorder of een doorlopende order. De tijdslimiet wordt afgesproken bij het doorgeven van een order.
Verdeling van het aantal uit te geven aandelen of obligaties onder degenen die hierop hebben ingeschreven. Dit gebeurt volgens de emissievoorwaarden, zoals vermeld in het prospectus en eventueel in een daarop aansluitende publicatie.
Grafsteen. Een spottende bijnaam voor de zwart omrande advertentie die banken plaatsen na een emissie op de eurovalutamarkt. In zo'n advertentie staan de namen van alle deelnemende banken, dit kunnen er meer dan 20 zijn.
De prestaties uit het verleden van bijvoorbeeld een beleggingsfonds, fondsbeheerder of beleggingsvorm.
Trackers zijn beleggingsproducten die een index op de voet volgen. Ze combineren de voordelen van aandelen met die van een beleggingsfonds. Technisch gezien is een tracker een beleggingsfonds waarin alle aandelen van een index zijn opgenomen in een zelfde verhouding. Daardoor is een tracker nagenoeg gelijk aan de stand van een index of een gedeelte daarvan.

U

UCITS staat voor Undertakings for Collective Investment in Transferable Securities. De term verwijst naar een richtlijn van de Europese Unie (EU). Hierin staat aan welke eisen een in de EU gevestigd beleggingsfonds moet voldoen om verkocht te mogen worden in alle EU-landen. De UCITS-richtlijn heeft als doel beleggingsrichtlijnen in Europa te vereenvoudigen en beleggers meer bescherming te bieden. In Nederland wordt UCITS ook wel ICBE genoemd (Instelling voor Collectieve Belegging in Effecten).
Stabiliseren van een koers na een periode van daling.
Plotseling omhoogschieten van een koers die lange tijd op hetzelfde niveau stond.
Beleggingsproducten, bankbiljetten en andere waardepapieren onder het publiek in omloop brengen.
De prijs waartegen nieuw te introduceren effecten geplaatst worden bij de beleggers die op de emissie ingeschreven hebben.
Een beleggingstransactie annuleren.
Sommige obligaties mogen eerder aflossen dan op de einddatum. Dat gebeurt door uitloting door het bedrijf of de overheid die de obligatie heeft uitgegeven. Men loot dan de nummers uit van de obligaties die eerder mogen aflossen.
Gebruikmaken van het gekochte recht om aandelen tegen de uitoefenprijs op te vragen (calloptie) of te leveren (putoptie).
Van tevoren vastgestelde prijs waartegen de koper van een calloptie de onderliggende waarde mag kopen. Of waartegen de koper van een putoptie de onderliggende waarde mag verkopen.
Op de laatste dag van de maand, het kwartaal of het jaar.
Hierbij schrijft een belegger callopties zonder dat de onderliggende waarden in de beleggingsportefeuille aanwezig zijn.
Onderneming met slechte vooruitzichten die waarschijnlijk slechter zal presteren dan de markt. Het advies is om aandelen in zo'n onderneming te verkopen.
Bank die als onderdeel van consortium of syndicaat de verplichting op zicht heeft genomen een deel van een emissie of lening over te nemen. De bank brengt de emissie of lening daarna via plaatsing bij de uiteindelijke beleggers onder.
De gewoonte. Dat wat gebruikelijk is, in het bijzonder bij handel. Bijvoorbeeld de usance op de beurzen.

V

Een koersschommeling die veelbelovend begint, maar teleurstellend eindigt.
Een belegger die zoekt naar beleggingsproducten waarvan hij de waarde hoger inschat dan de koers suggereert.
De geldsoort van een land, de munteenheid. Bijvoorbeeld: dollar, yen, euro, pond, kroon.
De datum waarop de vergoeding of de betaling van rente over een bedrag ingaat.
Het recht (optie) om in de toekomst bepaalde valuta's tegen een vooraf overeengekomen prijs te verkrijgen. Voor dit recht betaalt men een premie. Valutaopties zijn verhandelbaar.
Het risico dat een belegger in valuta loopt dat de waarde van die valuta verandert ten opzichte van de eigen valuta.

Variation margin is een term die bij futures hoort. Dit is het bedrag aan winst of verlies dat de bank dagelijks bij- of afschrijft op jouw rekening. De variation margin kan dus elke dag anders zijn. Zolang een future op jouw beleggingsrekening staat, schrijft de bank de variation margin bij of af.

Verhandelbare schuldbewijzen (obligaties) die gedurende de hele looptijd een vast bedrag aan rente uitkeren. Op de vervaldatum krijgt de houder van een vastrentende waarde de hele hoofdsom terug.
Afkorting van Vereniging van Effectenbezitters. De VEB is in 1924 opgericht en behartigt sindsdien de belangen van aandeelhouders. In de laatste jaren is daar een bredere dienstverlening voor beleggers bijgekomen.
De vega van een optie geeft aan hoeveel de waarde van de optie naar verwachting zal veranderen als  de (implied) volatility van de optie wijzigt.
Engelse term voor durfkapitaal. Meestal verstrekt aan startende ondernemingen. Deze ondernemingen kunnen snel groeien, maar bij tegenwind ook snel failliet gaan. De kapitaalverstrekker neemt dus een relatief groot risico.
De Vereeniging voor den Effectenhandel ontstond in 1876 uit een fusie van het Algemeen Beurscomité en de Effecten-Sociëteit. De vereniging is ruim 120 jaar de drijvende kracht geweest achter de Amsterdamse Effectenbeurs en gaf onder andere de opdracht om Beursplein 5 te bouwen.

Hierbij wordt de huidige verdeling van het vermogen in een beleggingsportefeuille vergeleken met de gewenste verdeling. Bijvoorbeeld de verdeling in een portefeuille over de vermogenscategorieën aandelen, obligaties, onroerend goed en liquiditeiten. Wijkt een vermogenscategorie meer dan 10% af van de gewenste verdeling? Dan wordt dit aangegeven.

Bij vermogensbeheer draagt een klant het beheer van zijn vermogen over aan een vermogensbeheerder. Bij ABN AMRO is Vermogensbeheer mogelijk voor belegbare vermogens vanaf € 100.000,-. ABN AMRO krijgt dan van de klant het mandaat voor diens rekening en risico te beleggen. Dit wordt contractueel vastgelegd. ABN AMRO beheert het vermogen van de klant actief.
Overzicht van de rekeningen binnen een beleggingsportefeuille.
Gedetailleerd overzicht van de verdeling van het vermogen in een beleggingsportefeuille over aandelen, obligaties, onroerend goed en liquiditeiten (op de gekoppelde geld- en spaarrekeningen).
Vaste datum waarop een optiecontract afloopt.
De mogelijkheid om bij een staatslening een deel van de hoofdsom eerder af te lossen dan vooraf afgesproken. Zie ook Uitloting.
Bij een optie is dit het verschil tussen de optiepremie en de intrinsieke waarde. Een voorbeeld: de koers van een calloptie is € 15,- en de uitoefenprijs is € 150,-. De koers van het aandeel is € 175,-. De intrinsieke waarde van de optie is dan € 25,- (175 - 150). De verwachtingswaarde is de € 10,- (25 - 15) die overblijft.
Een verzameling aandeelbewijzen met een vaste nominale waarde.
Een ander woord voor beweeglijkheid. De beleggingswereld gebruikt de term volatiliteit om de beweeglijkheid van de koers van een beleggingsproduct weer te geven. Een hoge volatiliteit wil zeggen dat toekomstige koersen een brede spreiding hebben. Ze kunnen dus erg veranderlijk zijn. Bij de prijsvorming van opties is volatiliteit een van de belangrijkste factoren.
Het aantal verhandelde contracten of uitgevoerde transacties tijdens een periode, bijvoorbeeld een handelsdag.
Op de hoogte zijn van koersgevoelige informatie die nog niet algemeen bekend is. En vervolgens op basis hiervan beleggingstransacties doen. Handelen met voorkennis is strafbaar.
Bij voorkeursrecht krijgen bestaande aandeelhouders voorrang bij de uitgifte van nieuwe aandelen of (converteerbare) obligaties. Voorkeursrecht is niet op de beurs verhandelbaar.
Een emissie waarop elke belegger in kan schrijven. De bandbreedte, de prijs en het maximale aantal uit te geven stukken zijn vooraf vastgesteld.

W

Een aandeel van een onderneming met min of meer constante omzet- en winstcijfers.
Bijnaam voor de grootste effectenbeurs ter wereld, de New York Stock Exchange (NYSE). Wall Street is de straat in New York waar de NYSE is gevestigd.
Het recht om gedurende een vaststaande periode een bepaald aantal beleggingsproducten te kopen, tegen een vooraf vastgestelde koers. De onderneming die de warrant uitgeeft is ook de uitgever van de beleggingsproducten.
Geeft aan voor hoeveel procent een belegging of vermogenscategorie onderdeel is van de totale beleggingsportefeuille.
Onderdeel van de Verenigde Naties (VN). De organisatie is in 1944 opgericht om de wederopbouw van Europa te bevorderen. Tegenwoordig leent de Wereldbank vooral geld aan ontwikkelingslanden en middeninkomenslanden. Het belangrijkste doel hiervan is armoedebestrijding.
Afkorting van Wet op het Financieel Toezicht. Deze wet regelt het toezicht op de financiële sector in Nederland. Dit toezicht is gericht op de relatie tussen vragers naar kapitaal en beleggers en die tussen beleggers en tussenpersonen. Ook de organisatie van de beurzen en de relatie tussen beleggers onderling vallen onder de W.F.T.
Alle activiteiten van banken op het gebied van dienstverlening aan bedrijven.
Zodanig schuiven in een balans of beleggingsportefeuille dat de kwartaal- of eindejaarsrapportage er zo gunstig mogelijk uitziet.
Een aandeel in de winst van een onderneming. Recht op een winstaandeel hebben maten in een maatschap, firmanten in een vennootschap onder firma en vennoten in een commanditaire vennootschap. Dit kan ook gelden voor werknemers of aandeelhouders van een onderneming.
Een winstbewijs is een soort aandeel. Het geeft recht op een deel van de winst van een onderneming.
Een gratis aandeel dat een onderneming aan aandeelhouders verstrekt. Bij een winstbonus worden winstreserves (exclusief agio) in nominaal aandelenkapitaal omgezet. Zo financiert de onderneming de bonus.
Een aandeel dat naast recht op preferent dividend, ook recht geeft op een deel van de resterende winst.
Een gedrukte schuldbekentenis aan toonder. Deze geeft naast rente ook recht op een aandeel in de winst. De winstdelende obligatie maakt deel uit van een in obligatie uitgegeven lening.
Uitbetaling door een onderneming van het winstaandeel aan aandeelhouders. Werknemers bij een onderneming kunnen ook recht hebben op een jaarlijkse winstuitkering. Dit geldt ook voor firmanten in een vennootschap onder firma, maten in een maatschap en vennoten in een commanditaire vennootschap.
Afkorting van Wet Toezicht Effectenverkeer, de wet (in werking getreden op 1 januari 1996) die effectenbemiddelaars en vermogensbeheerders in staat stelt met een Nederlandse vergunning in andere lidstaten van de Europese Unie hun diensten aan te bieden.

X

Afkorting die staat voor Exchange Electronic Trading, een onderdeel van de Duitse beurs.

Y

Engelse term voor het rendement op beleggingsproducten (zoals dividend of rente) uitgedrukt in een percentage.
Grafiek die het verband weergeeft tussen de korte en de lange rente, meestal bij staatsleningen.
De yield-ratio geeft de verhouding weer tussen het (gemiddelde) dividendrendement op aandelen en het (gemiddelde) rendement op de kapitaalmarkt (staatsleningen).

Z

Een obligatie waarop gedurende de looptijd geen rente wordt uitgekeerd. Deze obligatie wordt echter uitgegeven tegen een aanzienlijk lagere prijs dan de nominale waarde. Aflossing vindt plaats tegen de nominale waarde. Het verschil tussen de uitgifteprijs en de nominale waarde vormt de rentevergoeding.
Beursbegrip voor de zware, wereldwijde koersval op de aandelenmarkten op 19 oktober 1987, 29 september 2008 en 6 oktober 2008.